Onderzoek
4.1 Algemene informatie over het onderzoek
Onderzoeksplan en opdrachtverlening
Het RIVM stuurt op 10 juni 2006 een onderzoeksplan naar het Ministerie van VWS. Samen met PD en WUR zullen de volgende onderzoeksvragen worden beantwoord (beknopt weergegeven):
Wat is de omvang van de introductie van tijgermuggen in Nederland?
Heeft de tijgermug zich permanent gevestigd in Nederland? Zo ja, waar?
Zijn de in Nederland geïntroduceerde tijgermuggen drager van het denguevirus en kunnen ze daarmee deze ziekte in Nederland verspreiden?
Hebben medewerkers in de kassen en inspecteurs van de PD een infectie met denguevirus opgelopen als gevolg van de introductie van de tijgermug in Nederland en wat is de mate van overlast die zij van tijgermuggen ervaren?
Het Ministerie van VWS geeft op 18 augustus 2006 aan het RIVM opdracht om tegen een bedrag van ruim 300.000 euro het onderzoek te gaan doen. Tevens betaalt het Ministerie de kosten (ruim 20.000 euro) van het eerste monitoringsonderzoek dat de PD en WUR op eigen initiatief hadden uitgevoerd.
Offerte, onderzoeksplan en opdrachtverlening: Zie pagina 6 t/m 20 van dit
document.
Media 2007 heeft de PD (via het RIVM) aan het ministerie van VWS offerte uitgebracht voor continuering van het verspreidingsonderzoek. Op basis hiervan heeft het ministerie opdracht verleend om de vallen in de Lucky bambookassen te blijven monitoren.
Brochure en nieuwsbrief

Het RIVM zet in februari 2007 op haar site een
brochure en een
nieuwsbrief over het uit te voeren onderzoek. Blijkens de verslagen van de onderzoeksgroep is het de bedoeling dat er elke vier maanden een nieuwsbrief zal worden uitgebracht, maar tot op heden is het bij deze ene gebleven.
Overleg van onderzoeksgroep
De onderzoeksgroep (ook wel “werkgroep tijgermug” genoemd) bestaat uit medewerkers van CIb, WUR en PD. De werkgroep heeft voor zover bekend tot nu toe vier keer overlegd waarbij een verslag is gemaakt. Deze verslagen bieden inzicht in knelpunten en vraagstukken die zich het onderzoek hebben voorgedaan, en de afspraken die daarover gemaakt zijn.
Hieronder vindt u per onderzoeksvraag de (voorlopige) resultaten van het onderzoek.
4.2 Wat is de omvang van de introductie van tijgermuggen in Nederland?
Het RIVM zendt op 25 september 2007 aan de Minister van VWS de rapportage van het deelproject “Wat is de verspreiding van de Aziatische tijgermug in Nederland, en wat zijn hun populatiegroottes?” (in het Engels)
Uit de rapportage blijkt dat in de periode juni 2006 – juni 2007 bij bijna alle importbedrijven van Lucky bamboo herhaaldelijk tijgermuggen zijn aangetroffen. In een aantal gevallen worden ook tijgermuggen buiten de kassen aangetroffen.
Naar aanleiding van de rapportage merkt de directeur van het Centrum Infectieziektenbestrijding Roel Coutinho – refererend aan de Chikungunya-uitbraak in Italië in de zomer van 2007 - in de aanbiedingsbrief het volgende op:
“De situatie in Italië laat zien dat een klein risico op overdracht van een exotisch virus aanleiding kan zijn tot een reëel volksgezondheidsprobleem. Alhoewel er geen aanwijzingen zijn voor vestiging van de Aziatische tijgermug, blijkt de import van deze mug in Nederland dermate veel voor te komen dat het beleidsstandpunt van VWS naar ons idee heroverwogen moet worden.“

Wat bij het rapport ontbreekt maar eigenlijk onmisbaar is voor een goede interpretatie ervan, is een overzicht met vangstgegevens. Dit overzicht is echter wel aan de Tweede Kamer gezonden (maar het rapport zelf weer niet).
Een aanvulling op het overzicht (2007: week 28 t/m 50 en 2008: week 1 t/m 16) is naar aanleiding van een WOB-verzoek aan de maker van deze website verstrekt.
Tevens is een schema verschaft waaruit blijkt waar de verschillende vallen geplaatst zijn (in algemene termen omschreven), wanneer ze geplaatst zijn en - waar relevant- wanneer ze verwijderd zijn.
Uit de vangstgegevens over 2008 blijkt dat vanaf juni weer tijgermuggen in de Lucky bambookassen zijn gevangen. Tussen juni en september werden per val zelfs 2,5 keer zoveel muggen als gemiddeld in de 2 voorafgaande jaren!
Op 22 januari 2009 trad de wettelijke regeling in werking (zie aanpak door de overheid, par. 3.7) waardoor het de importeurs verboden werd om met de Lucky bambooplantjes tijgermuggen in te voeren. Uit recent beschikbaar gekomen vangstgegevens blijkt dat na inwerkingtreding van de regeling op twee bedrijven tijgermuggen zijn aangetroffen. Desondanks weigert het ministerie van VWS handhavend op te treden (zie Aanpak door de overheid, par. 3.

.
Commentaar
In maart 2008 noemde de minister van VWS het beleid nog succesvol, omdat er sinds het afsluiten van het tweede convenant (in oktober 2007) geen tijgermuggen meer waren gevangen. Voor hem was dit reden om een motie van de Tweede Kamer (die aandrong op quarantainemaatregelen) naast zich neer te leggen.
Uit de vangstgegevens vanaf juni 2008 blijkt echter dat het beleid - 3 jaar na de eerste ontdekking van tijgermuggen in Lucky bambookassen - nog steeds niet effectief is.
Daarnaast valt het op dat de tabellen met vangstgegevens behoorlijk wat "gaten" vertonen. Alle keren dat er tijdens de tweewekelijkse controle geen cijfer is ingevuld, houdt dit in dat de val niet heeft gefunctioneerd.
Bovendien blijkt uit een
document dat het ministerie van VWS naar aanleiding van een WOB-verzoek verschaft heeft (en een nadere toelichting daarop door het ministerie) dat er aanwijzingen zijn dat de vallen soms gesaboteerd worden.
Het betreft het lijstje op pagina 4, waar soms is aangetekend "val stond uit" of "val uit.
Meer commentaar op de waarde van de vangstgegevens is te vinden op de webpagina
vragen en antwoorden.
Het ministerie weigert al sinds jaar en dag de namen openbaar te maken van de importbedrijven in relatie tot de aantallen tijgermuggen die er worden gevangen. De vangstgegevens zijn daarom gekoppeld aan valnummers, zonder dat bekend wordt gemaakt welk bedrijf bij welk valnummer hoort. Dit om de privacy van de bedrijven te beschermen.
Nieuw is dat het ministerie nu ook zelfs weigert bekend te maken welke 10 bedrijven op dit moment Lucky bamboo importeren. Als reden wordt genoemd de vertrouwensrelatie tussen het ministerie van VWS en de bedrijven.
4.3 Heeft de tijgermug zich permanent gevestigd in Nederland? Zo ja, waar?

In april 2008 wordt – voor zover bekend zonder begeleidend schrijven – aan het ministerie van VWS het definitieve rapport over de vestiging uitgebracht. Het rapport is opgesteld door prof. Willem Takken en Frans Jacobs van de WUR en heeft als titel ‘Estimates of public health risks through import of Aedes albopictus via Draecena’s in the Netherlands; Part II – Investigation in the establishment of
Aedes albopictus.’
Tijdens het onderzoek zijn regelmatig volwassen tijgermuggen in en buiten de bedrijven gevangen en zijn er ook een keer tijgermuggenlarven in een bedrijf gevonden. In het rapport concluderen de onderzoekers echter dat zij geen bewijzen hebben gevonden voor de vestiging van tijgermuggen in of buiten de onderzochte bedrijven. Ze opperen dat dit mogelijk te wijten is aan het feit dat er te weinig tijgermuggen worden geïmporteerd. De onderzoekers bevelen vervolgens aan om onderzoek te doen naar de populatiedichtheid van volwassenen tijgermuggen die minimaal nodig is voor een succesvolle vestiging.
Commentaar
Dat de onderzoekers relatief weinig tijgermuggen buiten de kassen hebben gevangen (en concluderen dat er geen bewijs van vestiging kon worden gevonden), hangt mogelijk samen met feit dat in het onderzoeksplan een verkeerde aanname is gedaan.
Men dacht namelijk dat grote importbedrijven veel tijgermuggen zouden invoeren, en men heeft daarom juist bij die bedrijven vallen in de omgeving van de kassen geplaatst. Zie pagina 13 (midden) van dit
document.
Deze aanname is echter na verloop van tijd onjuist gebleken. In de memo van november 2006 meldde de PD dat men veruit de meeste tijgermuggen had gevangen bij enkele zeer kleine importbedrijven.
Hoewel de overheid de locaties van de vallen strikt geheim houdt, is het aannemelijk dat bij de betreffende zeer kleine bedrijven, die veel tijgermuggen invoerden, geen vallen buiten de kas zijn geplaatst. Dan is over eventuele vestiging van tijgermuggen buiten die bedrijven (waar de kans op vestiging het grootst is) dus niets bekend.
Over het door de onderzoekers voorgestelde vervolgonderzoek kan het volgende worden opgemerkt. Als zij zo’n vervolgonderzoek zelf in Nederland zouden willen doen, nemen ze opnieuw forse risico’s op ongecontroleerde vestiging en verspreiding. Daarnaast is redelijkerwijs te verwachten dat het al dan niet vestigen niet alleen een kwestie is van de dichtheid van de populatie tijgermuggen, maar ook van de dichtheid van gastheren, geschikte broedplaatsen, genetische variatie, etcetera.
Wellicht kunnen onderzoekers uit Italië (waar de tijgermug inmiddels al bijna 20 jaar voorkomt) daar al het nodige over vertellen.
4.4 Zijn de in Nederland geïntroduceerde tijgermuggen drager van het denguevirus en kunnen ze daarmee deze ziekte in Nederland verspreiden?
Gevraagd naar de voorlopige onderzoeksresultaten, meldt het ministerie van VWS op 21 februari 2008 aan de maker van deze website:
“Alle tijgermuggen die de PD naar het RIVM heeft gestuurd zijn getest op denguevirus serotypes 1 t/m 4. Bij alle muggen was de uitslag negatief. Er zijn in totaal 654 tijgermuggen geanalyseerd. Er is niet geanalyseerd op Japans encefalitis virus.
Commentaar
In het onderzoeksplan staat op pagina 9 onder deelproject
C. Aanwezigheid denguevirus in geintroduceerde Ae. albopictus vermeld:
"Er zal ook op andere relevante flavivirussen worden geanalyseerd."

Nu vaststaat dat het Japanse encefalitisvirus in China voorkomt en de tijgermug daar drager van kan zijn, is ook dit een virus dat als relevant moet worden aangemerkt.
In strijd met het onderzoeksplan zijn de muggen echter niet op dit virus onderzocht. Het is dus niet uitgesloten dat een deel van de muggen met het Japanse encefalitisvirus waren besmet.
Uit de offerte voor voortzetting van het verspreidingsonderzoek (document te vinden in paragraaf 4.1; zie pagina 5 bovenaan van het document) blijkt dat de onderzoekers betwijfelden of de onderzochte tijgermuggen eigenlijk wel geschikt waren voor het uitgevoerde virusonderzoek. De onderzoekers achtten het niet uitgesloten dat muggen door de wijze van vangen, bewaren en transporteren teveel ingedroogd waren om er virussen in te vinden.
Dat er geen virussen waren gevonden, zou in dat geval dus absoluut niet betekenen dat de tijgermuggen ook werkelijk virusvrij waren.
Daarom is er in het najaar van 2006 door de onderzoekers een onderzoeksvoorstel "verse tijgermuggen" uitgebracht, aldus het eerdergenoemde (door de onderzoekers opgestelde) projectvoorstel.
Gevraagd om toezending van dit onderzoeksvoorstel, stelt het ministerie van VWS: "het onderzoeksvoorstel 'verse tijgermuggen' wordt wel genoemd, maar bestaat niet." Het zou volgens het ministerie gaan om een document dat nooit voltooid is en ook nooit aan VWS is aangeboden.
4.5 Hebben medewerkers in de kassen en inspecteurs van de PD een infectie met denguevirus opgelopen als gevolg van de introductie van de tijgermug in Nederland en wat is de mate van overlast die zij van tijgermuggen ervaren?
Infectie
Gevraagd naar de voorlopige onderzoeksresultaten, meldt het ministerie van VWS op 21 februari 2008 aan de maker van deze website:
“ In totaal zijn 48 personen onderzocht die blootgesteld zijn geweest aan tijgermuggen. Bij geen van deze personen is antistoffen tegen denguevirus aangetoond. Vanwege de afwezigheid van seropositieven is ook afgezien van onderzoek bij een controle groep.
Telefonisch werd vervolgens door de betrokken beleidsmedewerker van het ministerie bevestigd dat alleen is getest op antistoffen tegen denguevirus, en niet op andere flavivirussen.
Commentaar
In het onderzoeksplan staat op pagina 10 onder deelproject
D. Infectieserologie en overlast bij personen met mogelijke blootstelling aan arbovirussen via geimporteerde Ae. albopictus in Nederland:
Sera van mogelijk blootgestelde personen worden bij het CIb onderzocht op antistoffen tegen 5 verschillende flavivirussen (dengue, japanse encephalitis, West Nile virus, gele koorts en TBE).

Nu blijkt uit de reactie van het ministerie van VWS dus dat - in strijd met het onderzoeksplan - de betreffende personen alleen zijn onderzocht op antistoffen tegen dengue en niet op antistoffen tegen andere flavivirussen zoals Japanse encefalitis.
Vaststaat dat het Japanse encefalitisvirus in China voorkomt en dat de tijgermug daar drager van kan zijn. Het is dus niet uitgesloten dat een deel van de onderzochte mensen met dit virus besmet was.
Tijdens het onderzoek blijkt dat ook omwonenden en werknemers van buurbedrijven door tijgermuggen worden gestoken. Aan hen is echter nooit aangeboden om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van antistoffen tegen dengue of andere virussen.
Overlast

Uit het PD-rapport van augustus 2007 blijkt dat werknemers regelmatig (ernstige) hinder ondervinden van tijgermuggen.
Naar aanleiding van een WOB-verzoek verschaft het ministerie van VWS op 13 november 2007 een
document waarin onder meer op dit punt nadere gegevens zijn opgenomen. Het betreft het lijstje op pagina 6.
Commentaar
Het ministerie heeft aangegeven dat niet bij elke controlebezoek door de PD naar de hinder is gevraagd. Het ministerie kan echter niet zeggen hoe vaak de PD de vraag dan wel aan de medewerkers heeft voorgelegd en dus in welk percentage van de onderzochte situaties er sprake was van (ernstige) hinder. Volgens het ministerie van VWS is dit niet door de onderzoekers geregistreerd.