Conclusies
Uit de Beleidsnota invasieve exoten en uit de gang van zaken rondom de tijgermug, de vuurmier en ambrosia kunnen de volgende conclusies worden getrokken over het huidige overheidsbeleid rond invasieve exoten:
Toezicht op import gezondheidsbedreigende invasieve exoten schiet tekort (9.1)
Eenduidige ministeriële verantwoordelijkheid ontbreekt (9.2)
Beleidsnota biedt onvoldoende zicht op toepasbare wettelijke instrumentarium (9.3)
Bij de overheid ontbreekt een gevoel van urgentie (9.4)
De overheid houdt teveel onder de pet (9.5)
De overheid heeft een blinde vlek voor andere invoerroutes (9.6)
De overheid is naïef over de effectiviteit van afspraken (9.7)
De overheid geeft onvoldoende prioriteit aan bestrijding (9.
De stelling dat de aanpak van de tijgermug succesvol zou zijn is onvoldoende onderbouwd (9.9)
Slotconclusie over het huidige beleid (9.10)
9.1 Toezicht op import gezondheidsbedreigende invasieve exoten schiet tekort
Uit verschillende bronnen blijkt dat de Plantenziektenkundige Dienst in principe alleen alert is op soorten die schadelijk kunnen zijn voor landbouwgewassen of vee. De invoer van invasieve exoten die “alleen maar” bedreigend zijn voor de volksgezondheid of de natuur wordt niet structureel gemonitord en geregistreerd. Men kan daarom geen antwoord geven op de vraag welke gezondheidsbedreigende invasieve exoten het land binnenkomen.
Zonder gedegen monitoring en registratie is de kans groot dat gezondheidsbedreigende invasieve exoten ongemerkt het land binnenkomen en op een gegeven moment niet meer uit te roeien zijn.
9.2 Eenduidige ministeriële verantwoordelijkheid ontbreekt
Met het uitbrengen van de Beleidsnota invasieve exoten leek het duidelijk dat de Minister van LNV voortaan verantwoordelijk zou zijn voor dit beleidsveld. Toch heeft het ministerie van VWS de aanpak van de tijgermug daarna niet aan LNV overgedragen.
Sterker nog: het ministerie van LNV zet wel informatie over bestrijding van ambrosia op haar website (www.hetlnvloket.nl), maar weigert om informatie over de tijgermug op deze website te plaatsen. Als reden wordt gegeven dat het ministerie van VWS verantwoordelijk zou zijn voor het verschaffen van informatie over deze invasieve exoot.
Op deze wijze wordt onduidelijkheid gecreëerd over welk departement nu feitelijk verantwoordelijk is voor de aanpak van invasieve exoten. Zonder coördinatie door één verantwoordelijk departement bestaat de kans dat het beleid onsamenhangend wordt of dat er zelfs helemaal niets gebeurt.
9.3 Beleidsnota biedt onvoldoende zicht op toepasbare wettelijke instrumentarium
Opmerkelijk is dat de Beleidsnota invasieve exoten (vrijwel) alleen wettelijke instrumenten beschrijft die onder verantwoordelijkheid van LNV vallen.
Andere zeer relevante wetten, zoals de Warenwet (VWS) en de Wet milieubeheer (VROM) ontbreken geheel.
De Warenwet is juist voor de aanpak van soorten zoals de tijgermug, de rode vuurmier en ambrosia het meest effectieve instrument om de invoer en handel aan te pakken van de producten waarin deze soorten meeliften.
Door geen oog te hebben voor wetten die buiten de eigen verantwoordelijkheid van LNV vallen, is de kans groot dat er gekozen wordt voor toepassing van minder effectieve regels.
9.4 Bij de overheid ontbreekt een gevoel van urgentie
De overheid reageert traag, slap of zelfs helemaal niet op de vondst van invasieve exoten.
Na de eerste vondst van tijgermuggen en het snelle advies van het RIVM duurde het ruim een half jaar voordat met ministerie van VWS de eerste stap zette naar het opstellen van een convenant. Vervolgens duurde het nog een half jaar voordat het convenant ondertekend was. Toen twee weken later bleek dat dit convenant niet deugde, heeft het weer een jaar geduurd voordat er een nieuw convenant was.
Al vele jaren is bekend dat er vuurmieren in Nederland werden ingevoerd, maar tot op heden is er helemaal niets gedaan om de import van vuurmieren te stoppen.
Het ministerie van LNV wacht tot het Coördinerend Orgaan Invasieve Exoten (dat begin 2009 van start zou moeten gaan) het agressieve en invasieve beestje op zijn werkprogramma zet.
In oktober 2006 is voor het eerst ontdekt dat ambrosia zich in het Nederlandse klimaat kon uitzaaien. Uit ondermeer Duitsland was toen al bekend dat het wordt ingevoerd met vogelzaad. In de antwoorden die ruim een jaar later worden gegeven op de kamervragen (na een uitzending van Vroege Vogels), meldt het ministerie van LNV dat men afspraken wil gaan maken met de branche. Tot op heden zijn er nog geen afspraken tot stand gekomen.
Door traag of helemaal niet te reageren op vondsten kan de invoer van invasieve exoten ongehinderd doorgaan. Daarmee neemt de overheid het risico dat de invasieve exoten zich hier permanent vestigen en verspreiden, en niet meer uit te roeien zijn.
9.5 De overheid houdt teveel onder de pet
De overheid maakt vondsten van invasieve exoten niet of slechts op kleine schaal bekend.
Pas een jaar na de eerste vondst van tijgermuggen kwam dit in de brede publiciteit. En dan nog niet eens omdat de overheid die informatie naar buiten bracht, maar doordat burgers die er toevallig achter waren gekomen van mening waren dat de vondsten bredere bekendheid verdienden.
Al vele jaren worden in Nederland regelmatig vuurmieren gevonden in geïmporteerde producten maar tot op heden is daar geen geen ruchtbaarheid aan gegeven. Een vondst uit 2006 werd alleen vermeld op een onopvallende plek een bijlage van een conceptnota die in kleine kring werd verspreid.
Aan de problematiek van ambrosia heeft de overheid pas bekendheid gegeven nadat de problematiek door het programma Vroege Vogels gemeld was en er vervolgens vanuit de Tweede Kamer vragen over waren gesteld.
Door de vondsten onder de pet te houden, houdt de overheid burgers onwetend inzake de aanwezigheid van nieuwe dier- en plantsoorten in Nederland, die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid, welzijn, natuur en economie. Dit is niet alleen onverantwoordelijk, maar de overheid miskent hier ook mee dat burgers een belangrijke rol kunnen spelen bij het opsporen en uitroeien van deze soorten.
9.6 De overheid heeft een blinde vlek voor andere invoerroutes
De overheid inventariseert niet of nauwelijks via welke invoerroutes invasieve exoten het land binnen (kunnen) komen. Als er al sprake is van een aanpak, dan wordt die geheel gericht op één bewezen invoerroute, terwijl de andere geheel buiten beeld blijven.
Het ministerie van VWS is sinds de eerste waarnemingen van tijgermuggen geheel gefocust op Lucky bamboo als invoerroute, hoewel het RIVM had geadviseerd om ook naar andere invoerroutes te kijken. Te denken is aan de invoer van andere planten en autobanden. Bovendien heeft het beleid zich in het begin alleen maar gericht op invoer van Lucky bamboo op water, terwijl uit internationale literatuur bekend was dat ook invoer op gel een risico opleverde. Ondanks het advies van het RIVM uit oktober 2005, heeft de overheid tot op heden geen onderzoek laten doen naar mogelijke andere invoerroutes van de tijgermug.
Bij de vuurmier blijkens de door de overheid gegeven antwoorden de invoerroutes nog nooit geïnventariseerd.
Voor ambrosia zijn er andere bewezen invoerroutes (zoals zaadmengsels voor wegbermen en zaaigoed voor zonnebloemen en maïs - zie tekst op de Natuurkalender), maar het ministerie van LNV pakt alleen het vogelvoer aan.
Door niet alle mogelijke invoerroutes te inventariseren en vervolgens - indien relevant – aan te pakken, bestaat het risico dat alle energie wordt gestopt in de aanpak van één invoerroute, terwijl de invasieve exoten via “de achterdeur” het land in blijven komen.
9.7 De overheid is naïef over de effectiviteit van afspraken
De overheid is naïef waar het gaat om in de effectiviteit van afspraken (ook wel protocollen of convenanten genoemd).
In het convenant met de importeurs van Lucky bamboo om de tijgermug te weren is uitdrukkelijk vermeld dat naleving ervan niet in rechte afdwingbaar is. Toch blijft de overheid geloven in de effectiviteit ervan. Bovendien weigert de overheid de zwakte van het instrument te erkennen, namelijk dat een convenant niet bindend is voor nieuwe importeurs. Uit verslagen blijkt zelfs dat bij overheidsambtenaren de misvatting leeft, dat iemand gedwongen kan worden een convenant te ondertekenen.
Ook voor ambrosia wordt gestreefd naar afspraken met importeurs. Zelfs als het zou lukken om met alle betrokken importeurs en handelaren afspraken te maken over effectieve maatregelen, en zelfs als deze afspraken in rechte afdwingbaar zouden zijn, dan is het probleem nog niet goed aangepakt. Want nieuwe importeurs en handelaren van vogelzaad zijn dan nog steeds niet aan die afspraken gebonden.
Tot op heden zijn die afspraken overigens nog steeds niet gemaakt en onbekend is wat de planning daarbij is. Onbekend is ook op welk moment de overheid eventueel zal besluiten de wettelijke maatregelen toe te passen. De VWA zou nu al kunnen handhavend kunnen optreden vanwege het verhandelen van waren die risico’s opleveren voor de gezondheid. Maar gevreesd moet worden dat het ministerie van LNV ook hier niet verder wil gaan dan een convenant.
Overigens is voor vogelvoer dat mogelijk met ambrosia is verontreinigd, de Warenwet heel goed toepasbaar en zou de VWA nu al kunnen handhavend kunnen optreden omdat er sprake is van het verhandelen van waren die risico’s opleveren voor de gezondheid.
De aanpak van de vuurmier is ondanks de vondsten die al vele jaren worden gedaan nog niet eens opgestart. Hoe het ministerie van LNV dat probleem wil gaan aanpakken is dus ook niet bekend.
De Warenwet zou heel goed toegepast kunnen worden op de invoer en handel van ficussen waarin mogelijk vuurmieren aanwezig zijn. Dit is reeds begin 2006 door het ministerie van VWS vastgesteld toen het ging om de invoer van en handel in Lucky bamboo waarin mogelijk tijgermuggen aanwezig zijn.
Door er – ondanks alle juridische bedenkingen – op te gokken dat de invoer van invasieve exoten met afspraken wordt tegengegaan, neemt de overheid het risico dat de invoer ervan doorgaat, wat kan leiden tot onomkeerbare vestiging van deze schadelijke exoten in Nederland.
9.8 De overheid geeft onvoldoende prioriteit aan bestrijding
De overheid geeft onvoldoende prioriteit aan de opsporing en bestrijding van invasieve exoten die zich (mogelijk) al her en der in het land gevestigd hebben.
De overheid heeft tot nu toe nagelaten om systematisch tijgermuggen op te sporen en te bestrijden. Voor zover er al tijgermuggen gevonden zijn, zijn die niet bestreden.
Aan opsporing en bestrijding van vuurmieren heeft de overheid in al die jaren dat bekend is dat ze worden ingevoerd helemaal niets gedaan. Bestrijding vindt uitsluitend plaats in opdracht van personen die overlast van vuurmieren ondervinden.
Blijkens de antwoorden op de kamervragen bestaat de bestrijding van reeds uitgezaaide ambrosia er uit dat grondeigenaren worden ‘gestimuleerd’ om ambrosia te verwijderen. Dit is gedaan door middel van een mededeling op het LNV-loket .
Een effectieve bestrijding zou moeten inhouden dat alle ambrosiaplanten worden uitgetrokken, om te voorkomen dat ze zaad vormen, dat tientallen jaren levenskrachtig blijft.
Het is te verwachten dat slechts een minimale fractie van de miljoenen Nederlandse grondeigenaren (waaronder een groot deel van alle huiseigenaren) kennis hebben genomen van de mededeling op het LNV-loket.
Het lijkt dan ook een illusie om te denken dat met deze “maatregel” bereikt wordt dat alle ambrosiaplanten uit Nederland verwijderd worden. Daarvoor is echt meer nodig, onder andere in de sfeer van actieve voorlichting van de bevolking.
Doordat de overheid zelf geen maatregelen neemt om reeds ingevoerde invasieve exoten te bestrijden en dit op een vrijblijvende wijze overlaat aan betrokkenen (als die er al weet van hebben), neemt zij het risico dat deze exoten zich hier vestigen, wat kan leiden tot onomkeerbare problemen en schade.
9.9 De stelling dat de aanpak van de tijgermug succesvol zou zijn is onvoldoende onderbouwd
Vrijwel kamerbreed heeft de Tweede Kamer op 12 februari 2008 een motie aangenomen om de invoer van tijgermuggen te stoppen door de Lucky bamboo in quarantaine te plaatsen. Bij brief van 28 maart 2008 heeft de minister de Tweede Kamer laten weten dat hij de motie naast zich neerlegt. Quarantaine zou volgens hem niet alleen moeilijk uitvoerbaar zijn, maar ook overbodig, omdat het beleid naar zijn zeggen succesvol is. Sinds oktober 2007 zijn immers geen tijgermuggen meer gevonden in de vallen in de Lucky bamboo-kassen.
Deze stelling is echter onvoldoende onderbouwd.
Het beleid kan pas succesvol worden genoemd
als er geen tijgermuggen, in welke vorm dan ook (ei, larve, pop of adult), in Nederland worden ingevoerd en
als alle tijgermuggen die zich mogelijk in en buiten de kassen hebben verspreid zijn uitgeroeid.
De minister heeft nog niet aangetoond dat dit het geval is.

Het enige feit waar de minister zijn
“succesverhaal” op baseert, is dat er sinds oktober 2007 geen tijgermuggen meer in de vallen zijn gevonden. Maar met die vallen worden alleen adulten gevangen, en alleen exemplaren die in de Lucky bamboo-kassen rondvliegen.
Deze vangstgegevens zeggen dus niets over:
de mogelijke aanwezigheid van adulten buiten de kassen [*/]
de aanwezigheid van eitjes, larven en poppen in de kassen of daarbuiten.
Wat betreft de
adulten in de kassen hebben de onderzoekers van RIVM, PD en WUR in hun rapport van augustus 2007 uitdrukkelijk gezegd dat “geen tijgermug in de
val” nog
niet betekent: “geen tijgermug in de
kas”.
De onderzoekers hebben zelf gezien dat tijgermuggen soms
vlakbij de val rondvlogen, maar er niet in gingen. In de tussentijd hebben de muggen kans om de werknemers in de kas te steken (dit is tientallen keren door de onderzoekers genoteerd).
Het is zelfs zo dat in de enige twee bedrijven, waar
nog nooit een tijgermug in de val was gevonden, de medewerkers in de kassen
toch overlast hadden ondervonden van tijgermuggen.
Nadat de rondvliegende muggen de medewerkers wat bloed hebben afgetapt, kunnen ze
honderden eitjes leggen die nauwelijks zichtbaar zijn. Uit de eitjes komen vervolgens
larven. Ook die zijn door de onderzoekers gevonden zijn in bakken water waar
geen Lucky bamboo in had gestaan. Die larven zijn overigens
nooit in de overzichten met vangstgegevens meegeteld.
De onderzoekers hebben bovendien regelmatig genoteerd dat de importeurs
bestrijdingsmiddelen gebruiken om de tijgermuggen-overlast te beperken, ook al stond er een val in de kas. En muggen die worden verdelgd, komen natuurlijk niet in de vallen terecht. De vallen geven dus geen uitsluitsel over de afwezigheid van tijgermuggen.
Verder zijn er regelmatig
defecte vallen aangetroffen, en zijn er zelfs aanwijzingen dat de importeurs de vallen soms
saboteren, zodat er geen tijgermuggen in terecht komen. Dat kan bijvoorbeeld door gaas voor de ingang te spannen op dagen dat er geen controle is te verwachten.
Al met al kan uit het enkele feit dat er in de vallen geen tijgermuggen meer zijn gevonden, niet worden geconcludeerd dat er geen tijgermuggen (in welke vorm dan ook) worden geïmporteerd. De minister zal zijn uitspraken over de “tijgermuggenvrije” situatie die volgens hem sinds oktober 2007 bestaat dus moeten onderbouwen met onder andere:
gegevens m.b.t. zichtwaarnemingen van tijgermuggen in de kassen
gegevens m.b.t. tijgermuggen-overlast bij de werknemers
gegevens m.b.t. defecte vallen
gegevens m.b.t. vallen waar sabotage vermoed wordt, en de maatregelen die hiertegen getroffen zijn
gegevens m.b.t. de aanwezigheid van tijgermuggen (in welke vorm dan ook) buiten de kassen en de bestrijding daarvan
Het ministerie van VWS heeft aangegeven dat deze gegevens sinds oktober 2007 niet meer door de onderzoekers verzameld worden, omdat dit geen deel uitmaakt van de nieuwe onderzoeksopdracht die in augustus 2007 door het ministerie aan de PD verstrekt is.
Al met al kan uit het enkele feit dat er sinds oktober 2007 in de vallen geen tijgermuggen zijn gevonden, niet worden geconcludeerd dat er sinds die tijd geen tijgermuggen (in welke vorm dan ook) worden geïmporteerd.
9.10 Slotconclusie over het huidige beleid
Al met al stemt de huidige overheidsaanpak van gezondheidsbedreigende invasieve exoten zoals de tijgermug, de vuurmier en ambrosia weinig hoopvol. Het lijkt niet reëel om te verwachten dat met dit beleid de verdere verspreiding van deze soorten zal worden gestopt en de reeds gevestigde exemplaren in Nederland worden uitgeroeid.
Het is dan ook noodzakelijk dat parlement, maatschappelijke organisaties en burgers in actie komen om het overheidsbeleid bij te sturen. Dit om te voorkomen dat genoemde en andere invasieve exoten zich zodanig gaan verspreiden dat ze niet meer uit te roeien zijn en we er voor altijd mee opgescheept blijven.